Belastingaangifte: dubbele roerende voorheffing Franse dividenden

Dit artikel verscheen al eens 27 mei 2021

Geen dubbele roerende voorheffing meer op Franse dividenden? 

De dubbele roerende voorheffing op buitenlandse dividenden is al decennialang een bron van frustratie bij Belgische beleggers. Onduidelijkheid troef en een overheid die zich niet wil neerleggen bij de rechtspraak. Met de historiek van PetroFina en Electrabel in het achterhoofd, zijn vooral Franse aandelen zoals Total en Engie ‘populair’ bij Belgische beleggers. Normaal gezien ook mooie dividendaandelen, maar van die dividenden blijft door de dubbele roerende voorheffing vaak niet veel over. Er is namelijk een bronheffing in Frankrijk (12,8%) en vervolgens, op het deel dat rest, nog eens een belasting in België (bevrijdende roerende voorheffing van 30%). Van 100 euro Franse dividenden hou je dus in principe slechts  61,04 euro over. 
Om deze dubbele belasting te beperken, sloot België dubbelbelastingverdragen af met verschillende staten, waaronder Frankrijk en dit via het systeem van FBB (forfaitaire buitenlandse belasting). Maar: gedurende meer dan dertig jaar weigerde de Belgische belastingdienst gewoonweg de toepassing van het FBB op Franse dividenden omwille van wijzigingen in het Belgisch intern recht. En dat zorgde voor veel discussie. De weigering van de Belgische belastingdienst om het FBB toe te passen leidde tot een eerste arrest van het Hof van Cassatie op 16 juni 2017.
In dit arrest herinnerde het Hof eraan dat het internationaal recht in beginsel primeert op het nationaal recht en dus zouden Belgische particuliere beleggers moeten kunnen genieten van het FBB, zoals voorzien is door het dubbelbelastingverdrag.
Doch ondanks dit duidelijk arrest van het Hof bleef de Belgische belastingdienst de toepassing van het FBB zoals voorzien door het dubbelbelastingverdrag gewoonweg weigeren.
Een nieuw arrest van het Hof van Cassatie van 15 oktober 2020 bevestigde de rechtspraak van 2017.

In een antwoord op een parlementaire vraag liet de Minister van Financiën verstaan dat de belastingdienst zich zal schikken naar de rechtspraak van het Hof (zie later).

In principe zouden de Franse dividenden dus als volgt worden belast: een Franse bronheffing van 12,80% en een Belgische roerende voorheffing van 15% namelijk 30% verminderd met 15%, op basis van de forfaitaire buitenlandse belasting voorzien door het Frans-Belgisch dubbelbelastingverdrag.

Vanaf het inkomstenjaar 2020 kan je (proberen) het recht op de verrekening van de forfaitaire buitenlandse belasting aan te vragen via uw aangifte van de personenbelasting. Daartoe zullen de via de Belgische financiële instelling netto ontvangen Franse dividenden moeten worden aangegeven in code 1160-04 / 2160-04 (Vak VII, rubriek A). Met netto wordt bedoeld na afhouding Belgische en Franse roerende voorheffing. 
Mocht uitzonderlijk op de Franse dividenden geen Belgische roerende voorheffing zijn ingehouden (doordat zij niet werden geïnd via een in België gevestigde financiële instelling), dan moeten de ontvangen Franse dividenden (in dat geval: het brutobedrag, verminderd met de ingehouden Franse voorheffing) worden aangegeven in Vak VII, rubriek 2,b, 1), code 1444/2444.

Het is vervolgens noodzakelijk om in vak VII, rubriek F het land (Frankrijk), de code (1160-04 / 2160-04) (of uitzonderlijk: 1444/2444), en het bedrag van de aangegeven dividenden en de aard van de inkomsten (dividenden) te vermelden. Dus in geval  van 1160/2160 het bedrag na afhouding Franse en Belgische roerende voorheffing. Voor code 1444 (uitzonderlijk) na afhouding Franse roerende voorheffing. 

 

De minister schikt zich. Maar …

In antwoord op de parlementaire vraag nr. 123 van Christian Leysen van 30 november 2020 (zie bijlage) , over de forfaitaire verrekening van de buitenlandse belasting m.b.t. de Franse dividenden, heeft de minister van Financiën het volgende geantwoord:

“Mijn Administratie zal voldoen aan het uitgesproken arrest van het Hof van Cassatie van 15 oktober 2020. Bijgevolg zullen particuliere beleggers gebruik kunnen maken van de verrekening van het forfaitair gedeelte van buitenlandse belasting (FBB) over de belasting die wordt geheven over hun dividenden uit Franse bron. De aangifte in de personenbelasting bevat in het vak VII - Inkomsten van kapitalen en roerende goederen, een rubriek F waarin specifiek de inkomsten worden vermeld waarop een bijzonder aanslagstelsel van toepassing is, bijvoorbeeld overeenkomstig specifieke bepalingen als voorzien in bepaalde internationale verdragen. 2. De Franse bronbelasting kan enkel overeenkomstig de bepalingen van het Franse belastingrecht worden teruggevorderd volgens de procedures die in Frankrijk van toepassing zijn.”

Maar… Het berekeningsprogramma van Financiën houdt nog geen rekening houdt met het ingenomen standpunt (en er wordt dus nog geen verrekening toepast), maar dat zou in orde worden gebracht….

En België en Frankrijk zijn het intussen eens over een nieuw verdrag. En die nieuwe verdragen zijn zo opgesteld dat de interne (dus Belgische) FBB beperkingen zullen doorwerken op (internationaal) verdragsniveau. De inwerkingtreding van het nieuwe verdrag (voorzien in 2023 of 2024) zou dus een terugkeer naar de oude situatie betekenen. Een hoge dubbele belasting met andere woorden! Maar ook dat zal dan weer tot nieuwe geschillen leiden.

Ook voor andere landen?

Een andere vraag die voorlopig onbeantwoord blijft, is of de fiscus ermee akkoord gaat om zijn nieuwe standpunt door te trekken naar andere verdragen. Met name de verdragen met Italië, Hongarije, Israël, Tunesië en Ivoorkust bevatten een vergelijkbare bepaling als het verdrag met Frankrijk. Logischerwijze zou ook in die gevallen dus verrekening van de FBB toegestaan moeten worden. Het zou dan wel heel opmerkelijk zijn dat bepaalde landen van buiten de EU gunstiger behandeld worden dan de meeste EU-lidstaten ... (bron: Fiscale Actualiteit; Wolters Kluwer).

Dividenden uit het verleden

Rechtzettingen voor het verleden zijn een ander paar mouwen. Als de bezwaartermijn nog open staat, komt het er natuurlijk op aan zo snel mogelijk een bezwaar in te dienen. De fiscus zal dat bezwaar in principe zonder discussie inwilligen en alsnog een FBB ver­rekenen. We spreken dan voornamelijk van inkomsten van 2019 (aanslagjaar 2020). Je kan een bezwaarschrift indienen binnen de 6 maanden na het versturen van het aanslagbiljet (te rekenen vanaf de derde werkdag volgend op de datum van verzending). Het bezwaarschrift moet worden gericht tegen een gevestigde belasting, dus tegen een ingekohierde aanslag.

Of men nog verder kan teruggaan in het verleden middels een ambtshalve ontheffing, laat de fiscus voorlopig in het midden. Via die weg zou men nog een rechtzetting kunnen krijgen voor dividenden die in 2015 toegekend zijn (de termijn voor een verzoek tot ambtshalve ontheffing bedraagt 5 jaar vanaf 1 januari van het jaar waarin de belasting gevestigd is, loopt voor inkomsten van 2015 dus doorgaans nog tot 31 december 2021). Op het eerste gezicht is een ontheffing van ambtswege zonder meer mogelijk. (Bron: Fiscale Actualiteit; Wolters Kluwer). Maar makkelijk zal dit niet verlopen.