Europa kiest voor een nieuwe industriepolitiek (Cor Wijtvliet)

Ongeveer 100 kilometer boven Stockholm voltrekt zich in nagenoeg volledige stilte een klein mirakel. Hier wordt de eerste volledig Europees toegeruste fabriek voor de productie van batterijen gebouwd. Als het om batterijen gaat, is Europa een heel kleine speler met een marktaandeel van amper 3%. De hele waardeketen voor de productie en recycling van batterijen wordt alleen al voor Europa op € 250 miljard geschat. Dat niveau moet bereikt zijn in 2025.

De zwakke marktpositie en de ongelooflijke vooruitzichten zijn een wake up call geweest voor overheden, bedrijven en universiteiten om de handen ineen te slaan om zo te verhinderen dat Europa het jachtgebied voor Chinese en Amerikaanse bedrijven wordt. Daar kwam het groeiende besef bij, dat het opbouwen van een Europees batterijen ecosysteem wel eens de aanzet kan betekenen van geheel nieuwe industriële sectoren op het oude continent. 

Een herwaardering was en is volgens velen nodig om de economische toekomst van Europa veilig te stellen. De voorstanders wijzen daarbij op huidige ongunstige trends. Zo gaat Tesla bij Berlijn elektrische auto’s bouwen en batterijen produceren. Tegelijkertijd regent het ontslagen in de Duitse automobielindustrie. Die is van vitaal belang voor de hele Europese economie. Dat is voor iedereen duidelijk.

Het was juist de dreigende teloorgang van de automobielindustrie die in 2017 de aanzet gaf tot de oprichting van de European Battery Alliance (EBA). De Duitse automobielbouwers hadden een volstrek verkeerde analyse gemaakt van de opmars van de elektrische auto. Dat zou allemaal niet zo’n vaart lopen en de batterij zou al heel snel een commodity worden. De Europese Commissie deelde die analyse gelukkig niet en verklaarde de batterij tot strategic value chain.

Dat besluit leidde tot de oprichting van EBA met als opdracht de automobielsector ervan overtuigen dat massaproductie op Europese bodem mogelijk was. De batterijproducenten moesten het idee hebben, dat de automobielsector voor de lange termijn afnemer zou zijn.

Dat alles heeft geresulteerd in de bouw van een proeffabriek in Vasteras in het noorden van Zweden waar waterkracht in overvloed aanwezig is. Dat maakt de productie goedkoper en concurrerender. De proeffabriek gaat waarschijnlijk nog dit jaar draaien, maar er wordt al gebouwd aan een giga fabriek die in 2024 moet gaan produceren.

Deze zogeheten Skelleftea zal de eerste grootschalige Europese producent zijn, maar voor de Europese Commissie is dit slechts het begin. Er moeten er in totaal 25 komen en al in 2023 moet Europa de VS voorbijgestreefd zijn. De ambitie reikt echter nog verder. Als de productie van batterijen goed van de grond is gekomen, gaat Europa hetzelfde procedé hanteren bij andere veelbelovende technologieën, zoals smart health, cyber security en waterstof technologie. Daarbij worden twee criteria als doorslaggevend voor overheidssteun gegeven. De technologie moet bijdragen aan de technologische weerbaarheid van Europa, maar moet ook uitstralingseffecten naar andere sectoren hebben.

Natuurlijk is niet iedereen enthousiast. Sommige vrezen dat het project wel moet mislukken. Er zijn te veel bedrijven en overheden bij betrokken. Dan krijg je geheid een uitkomst waar niemand echt gelukkig mee is. Ervaringen uit het verleden moeten bovendien bescheiden stemmen. Rond de eeuwwisseling werd met veel bombarie de Lissabon Agenda gepresenteerd, die Europa economisch tot de gelijke van de VS moest maken. De agenda is eens stille dood gestorven.

Iedereen is het er wel over eens dat er een Europees beleid moet komen om de VS en China op afstand te houden.