Is het juni 2022 of juni 1972?

Sinds maart beleven we een nieuwe wereldwijde aanbodschok als gevolg van de oorlog in Oekraïne. Dat terwijl de vorige, coronagedreven aanbodschok nog niet verteerd is. De impact zal in grote mate afhangen van de snelheid waarmee het Westen afkickt van Russische energie. Zelfs als het conflict de-escaleert, zal dat ontwenningsproces niet stoppen.

 

In de Verenigde Staten bedraagt de impact van de aanbodschok nog altijd minder dan de helft dan de impact tijdens de oliecrisis van de jaren zeventig, zelfs bij een langdurige impasse in Oekraïne. Vooral de grotere energie-efficiëntie en de status van netto-energie-exporteur spelen in het voordeel van Amerika. In Europa daarentegen is stagflatie een serieus risico met mogelijk 3 procent minder economische groei.

"In Europa is stagflatie een serieus risico."

- Stephan Desplancke

Alles is relatief

We merken het allemaal aan de pomp: de brandstofprijzen swingen de pan uit. Maar de olieprijs staat nog altijd niet op een recordniveau. Uitgedrukt in huidige prijzen kostte één vat Brent-olie in juni 2008 ongeveer 185 dollar. Tussen 2010 en 2014 schommelde datzelfde vat tussen 105 en 135 dollar. Tijdens het schrijven van dit voorwoord betaal je ongeveer 110 dollar per vat op de wereldmarkt. Alles is dus relatief.

 

Topniveaus zijn één zaak, maar de snelheid van de stijging is ook belangrijk. Sinds midden 2020 zijn de olieprijzen ongeveer evenveel gestegen als tijdens de oliecrisis in 1973. Maar er is een heel belangrijk verschil. De verdrievoudiging van de olieprijs in ’73 werd hoofdzakelijk veroorzaakt door een embargo van de OPEC. De huidige toename sinds juli 2020 is vooral te wijten aan de covidcrisis en de daaruit voortvloeiende aanbodproblemen door verstoorde toevoerketens. De olieprijs is sinds de Russische invasie slechts met 13 procent gestegen.

 

Veerkrachtige VS

Het is duidelijk dat de huidige energieschok ‘stagflatoir’ is (als dat al een bestaand woord is). Een langdurige periode van nul of negatieve reële groei in de Verenigde Staten zien de meeste analisten echter niet. De impact op de groei is kleiner dan wat we normaal vaststellen na zo’n schok. Ten eerste is het industriële productieapparaat veel minder energie-intensief en ten tweede importeren de VS maar een fractie van de olie in vergelijking met de jaren zeventig. De impact op de consumptie en de inkomens is dus veel kleiner.

 

Bovendien heeft de Amerikaanse centrale bank, de Federal Reserve, aangegeven dat ze de inflatie naar beneden wil halen, weliswaar met een beetje pijn, maar zonder de patiënt ernstig te verwonden. Dat betekent in de praktijk dat de centrale bank zal moeten leren te leven met een hogere inflatie dan voorheen.

 

Europa naar stagflatie?

Terwijl het belang van olie in de wereldwijde energieproductie sterk is afgenomen in vergelijking met 1973 – van 48 naar 32 procent – zien we het tegenovergestelde gebeuren bij gas. Daar is het aandeel gestegen van 16 tot 23 procent. De gasprijzen in Europa zijn met maar liefst meer dan 800 procent gestegen. Bijgevolg is het aandeel van energie in het bruto binnenlands product (bbp) van Europa tot een recordniveau gestegen sinds begin de jaren tachtig.

 

De daaruit voortvloeiende inflatieopstoot zou weleens kunnen uitmonden in negatieve groei in Europa. De reële inkomens staan zwaar onder druk, de onzekerheid over de toekomst zet een domper op de investeringen en de consumptie en hogere rentevoeten zorgen voor toenemende financiële stress. Een studie van de Europese Centrale Bank (ECB) van januari toont aan dat een reductie van 10 procent in gasaanbod resulteert in 0,7 procent minder groei. Als de gaskraan vanuit Rusland de komende winter volledig dichtgaat, dan valt het bbp met maar liefst 3 procent terug, wat duidelijk een recessie zou betekenen.

 

Maar een klassieke recessie is nog iets anders dan een jarenlange periode van stagflatie, zoals in de jaren zeventig. Tijdens de pandemie zagen we al een revolutie in het economische beleid waarbij monetaire stimuli werden gecombineerd met fiscale steunmaatregelen. Als Europa een meer structurele periode van stagflatie wil vermijden, dan blijft de enige schokdemper een expansief budgettair beleid om een eventuele ineenstorting van de vraag te stabiliseren. Naast wat meer defensie-uitgaven en oplopende overheidstekorten blijft het op dat gebied eerder stil. Eens te meer hangt de economische toekomst af van onze overheden.