Lessen van de succesvolste fondsbeheerders
Voor het boek Richer, Wiser, Happier sprak de auteur, journalist William Green, met ’s werelds meest succesvolle fondsbeheerders. We komen meer te weten over hoe die mensen zo succesvol zijn geworden, maar het is geen typisch boek over beleggen. Natuurlijk komen er zaken aan bod die de doorgewinterde lezer van beleggingsboeken al herhaaldelijk, soms tot vervelens toe, gelezen heeft. Gelukkig gaat het boek dieper dan dat. We komen vooral meer te weten over hoe die mensen denken, wat hun mindset is en hoe ze in het leven staan.
We kunnen de auteur er niet van betichten snel een boek te hebben neergepend. De interviews kwamen tot stand gedurende een periode van liefst 25 jaar. De auteur sprak met ruim veertig beleggers, soms meer dan een keer. Sommigen krijgen weliswaar meer aandacht dan anderen. Green trok bijvoorbeeld vijf dagen lang samen met Mohnish Pabrai door India, wat een prachtig eerste hoofdstuk opleverde. Hij schuimde tevens grote delen van Noord-Amerika af om talloze investeerders aan de tand te voelen en eind jaren negentig verbleef hij enkele dagen op de Bahama’s in de residentie van Sir John Templeton, de legendarische investeerder die in 2008 overleed.
Sommige beleggers die aan bod komen zijn alom bekend, anderen doen in het beste geval een belletje rinkelen. Hoewel tijdens het lezen duidelijk wordt dat veel van hen gelijkaardige eigenschappen hebben, hebben ze ook uiteenlopende visies. Enkelen houden in het kader van diversificatie en risicobeheersing meer dan honderd aandelen tegelijk aan, terwijl anderen steevast kiezen voor een uiterst geconcentreerde portefeuille van slechts vijf posities. Nick Sleep had op een gegeven moment zelfs meer dan 70 procent van zijn vermogen in één aandeel belegd.
"Mohnish Pabrai heeft zijn hele carrière opgebouwd louter door anderen te kopiëren"
-Velen volgden hun eigen ideeën en blonken uit door contrair te zijn, maar iemand als Mohnish Pabrai heeft zijn hele carrière opgebouwd louter door anderen te kopiëren. Zelf zei hij daarover: “I am a shameless copycat. Everything in my life is cloned. I have no original ideas.” Hij deed dat echter zo goed dat hij met zijn vlaggenschipfonds tussen 2000 en 2018 een rendement behaalde van maar liefst 1204 procent, ten opzichte van 159 procent voor de S&P 500.
‘Beter goed gejat dan slecht bedacht’, lijkt Pabrai op zijn lijf geschreven. De auteur vroeg hem op een gegeven moment waarom niet meer fondsmanagers zo systematisch kopiëren zoals hij. Pabrai reageerde: “They’re not as shameless as me. They have more ego. To be a great cloner, you have to check your ego at the door.”
Anderen, zoals Jack Bogle, de vader van het indexbeleggen, waren juist succesvol door middelmatigheid na te streven. Hij bewees dat je helemaal niet hoeft uit te blinken om succesvol te zijn. Als je consequent de markt volgt en dat lang genoeg doet, zal je evengoed vermogen opbouwen en in veel gevallen beter doen dan de meeste beleggers, zowel particulieren als professionelen. Er wordt doorheen dit boek dan ook, zelfs door de meest notoire stockpickers, meermaals een lans gebroken voor indexbeleggen.
Het verhaal van Tom Gayner bewijst echter dat het de moeite waard is om beter te doen dan de markt, al is het maar met een lengte voorsprong. Gayner, die ik op basis van zijn selectiecriteria als een kwaliteitsbelegger beschouw, deed tussen 1990 en 2019 net iets beter dan de markt in zijn geheel. Zijn geannualiseerd rendement lag over die periode op 12,5 procent tegenover 11,4 procent voor de S&P 500. Op het eerste gezicht lijkt dat een matige outperformance, maar indien je in die periode een miljoen investeerde in zijn fonds, leverde je dat uiteindelijk 34,2 miljoen op, terwijl de S&P 500 je ‘slechts’ 25,5 miljoen opbracht. Dit eenvoudige voorbeeld toont nog maar eens de magie van compounding aan en je hoeft daar helemaal geen gekke dingen voor te doen, maar ze wel lang volhouden om de kracht van samengestelde interest ten volle aan het werk te zien. Het bewijst tevens dat het loont om terugkerende kosten, hoe klein ze ook lijken, tot een minimum te beperken.
Waardebeleggers
Ik ben in het boek bewust op zoek gegaan naar gelijkenissen tussen deze kleppers. Zijn er terugkerende karakteristieken? Kunnen we patronen herkennen? Absoluut. Uiteraard heeft ieder zijn eigen verhaal, maar het eerste dat opvalt is dat ze, behalve Will Danoff, vrijwel allemaal een verregaande focus hebben op de te betalen prijs van een aandeel. Het zijn in eerste instantie waardebeleggers.
"De essentiële vraag voor elke potentiële investering zou volgens Marks daarom moeten zijn: is het goedkoop? "
-“Value a business, buy it at a discount, then wait”, of “figure out what something is worth and pay a lot less” zijn maar enkele van de vele waardegerelateerde uitspraken die je in dit boek zal aantreffen. Howard Marks is van mening dat goedkoop aankopen de meest betrouwbare weg naar succes is en dat te veel betalen het grootste risico is. De essentiële vraag voor elke potentiële investering zou volgens Marks daarom moeten zijn: is het goedkoop? Voor velen onder hen speelt de ijzeren discipline inzake waardering een belangrijke rol in hun succes.
Toch verlegden veel van hen na verloop van tijd hun focus van zogenaamde cigar butts – spotgoedkope, matige bedrijven – naar kwaliteitsbedrijven. Onder meer Nick Sleep en Qais Zakaria maakten de overstap, maar het bekendste voorbeeld is misschien wel de aankoop van See’s Candies, een chocoladeproducent uit Californië, door Berkshire Hathaway in 1972. See’s stond te koop voor 30 miljoen dollar, wat toen een fikse premie op de intrinsieke waarde impliceerde. Warren Buffett wilde daarom in eerste instantie niet weten van de overname aangezien hij al heel zijn carrière grof geld verdiende door matige bedrijven tegen zo’n belachelijk lage prijzen te kopen, zodat hij amper kon verliezen. Charlie Munger vond, gelet op het sterke merk, het trouwe klantenbestand en de mogelijkheid om jaarlijks de prijzen op te trekken, de prijs van See’s echter aanvaardbaar. Munger gaf Buffett het volgende mee: “Forget what you know about buying fair businesses at wonderful prices; instead, buy wonderful businesses at fair prices.”
Buffett ging uiteindelijk overstag en See’s Candies genereerde sindsdien zo’n 2 miljard dollar aan winsten. Hun nieuwe visie, dat meer betalen voor kwaliteit gerechtvaardigd kan zijn, werd daardoor bevestigd en luidde een nieuw tijdperk in voor Berkshire Hathaway. Naast waarde is ook kwaliteit dus een terugkerend thema, maar nooit zonder de prijs uit het oog te verliezen. Vrijwel alle beleggers die aan bod komen, hanteren een ruime veiligheidsmarge en wijken daar zelden van af.
Het volgende dat opvalt, is dat velen onder hen zich het liefst afzonderen van zowel Wall Street als van hun Bloomberg-terminal, rustigere oorden opzoeken, en hun agenda’s zo leeg mogelijk houden zodat ze genoeg tijd hebben om te doen wat ze het liefste doen: boeken en jaarverslagen lezen. Ze lezen van ’s ochtends vroeg tot ’s avonds laat, soms met een middagdutje tussen de sessies in. Ik beschouwde mezelf voor ik aan dit boek begon als een veellezer, maar 200 tot 400 pagina’s per dag zoals Francis Chou, lukt de meesten onder ons niet.
Financiële onafhankelijkheid
Daarnaast bestaat er onder hen een collectieve aversie tegenover schulden. Charlie Munger merkt op dat er drie dingen zijn die mensen kunnen ruïneren: drank, drugs en leverage. Ook krenterigheid is een terugkerende – en gelet op de grootte van hun vermogens een enigszins amusante – eigenschap.
"Krenterigheid is een terugkerende – en gelet op de grootte van hun vermogens een enigszins amusante – eigenschap"
-Dat gezegd zijnde, blijkt voor velen onder hen geld na verloop van tijd geen belangrijke drijfveer meer. Al was dat natuurlijk niet altijd zo. In het begin van hun carrières werden ze meestal wel gedreven door geld, niet zozeer om drie jachten en vier villa’s te kopen, maar wel om financieel onafhankelijk te zijn. Bill Ackman vat het als volgt samen: “The most important personal driver for me very early on was independence. I wanted to be financially independent. I wanted to be independent enough to say what I thought. And I wanted to be independent enough to do what I thought was right.”
Zodra financiële onafhankelijkheid een feit is, gaat het hen er vooral om het systeem te verslaan of blijven ze doorgaan omdat ze hun ambt als intellectueel bevredigend ervaren. “It’s the fun and challenge of figuring out that I’m most attracted to. And since everyone else in the world is trying to figure it out, it’s a nice feeling to solve the puzzle”, zei Joel Greenblatt. Ook Mohnish Pabrai (“the driver for me is not to get wealthy, the driver is to win the game”) en Irving Kahn, die in 2015 op 109-jarige leeftijd overleed, ging het om het spel. Zoon Thomas Kahn zei over zijn vader: “He was never in it for the material things. Most of all, he enjoyed the satisfaction of being right and making good choices and doing better than others.”
Filantropie
Naarmate hun vermogens groeiden en duidelijk werd dat ze het zelf niet allemaal nodig hadden, stuitten ze op een luxeprobleem: wat te doen met al het geld? Familie is dan vaak het eerste waaraan gedacht wordt, maar onder meer Warren Buffett is van mening dat je je kinderen “genoeg moet geven om iets te doen, maar niet zoveel om niets te doen”. Voor de overige miljarden blijkt filantropie, opnieuw een terugkerend thema doorheen het boek, daarom een populaire bezigheid. Er worden grote sommen geschonken aan goede doelen en wetenschappelijk onderzoek.
Mohnish Pabrai slaagde erin om zelfs tijdens zijn filantropische bezigheden anderen te kopiëren. In 2006 stuitte hij op een artikel over een programma in zijn thuisland India over een wiskundeleraar, Anand Kumar, die dertig talentvolle kinderen per jaar uit achterstandswijken coachte en begeleidde. Het ‘Super 30’-programma wist veel jongeren succesvol voor te bereiden op het toegangsexamen van het Indian Institute of Technology. Pabrai wilde daar graag aan meewerken door het programma samen uit te breiden, maar Anand Kumar zag dat niet zitten. Pabrai vroeg hem daarom de toestemming om het programma, je raadt het al, te kopiëren en op te schalen. Kumar gaf zijn goedkeuring, Pabrai ging aan het werk en maakte er een groot succes van. Ook op dat gebied bleek hij een uitstekende na-aper. Warren Buffett was onder de indruk van zijn project. In een interview zei hij dat Pabrai filantropie op dezelfde succesvolle manier benaderde als zijn investeringen en gaf te kennen dat hij hem enorm bewondert. Pabrai, de discipel, de schaamteloze copycat, zei nadien: “After that, I felt that I could die and go to heaven.”
Het is indrukwekkend hoeveel beleggers aan bod komen en hoeveel verhalen verteld worden in ruim 250 bladzijden. Ik markeer graag tijdens het lezen en al snel werd duidelijk dat in dit boek voor mij elke bladzijde telt. Ondanks het feit dat ik sommige passages al eens gelezen heb, heeft het me geen moment verveeld. Integendeel, het boek staat boordevol inspirerende verhalen en boeiende anekdotes en is doorspekt met wijsheden en inzichten. De auteur is bovendien een begenadigd verhalenverteller. Zelfs voor de doorgewinterde lezer van beleggingsboeken biedt het boek genoeg om verfrissend te zijn en voor nieuwe lezers die meer te weten willen komen over hoe de meest succesvolle beleggers te werk gaan en vooral hoe ze denken, is dit een must-have. Doe jezelf een plezier. Lees Richer, Wiser, Happier.