Wie zal de coronacrisis betalen? (Belgian Financial Forum)

Volgens Prof. Dr. Stijn Baert, Prof. Dr. Bart Cockx, Prof. Dr. Freddy Heylen en Prof. Dr. Gert Peersman is deze reflex begrijpelijk. In de actuele context is hij evenwel principieel fout. In dit artikel tonen we aan dat, hoe groot het tekort in de begroting ingevolge de coronacrisis en de steunmaatregelen ook is, niemand zal daarvoor moeten betalen als de toename van het tekort tijdelijk is. De schuld die door tijdelijke overheidsuitgaven ontstaat zal namelijk na verloop van tijd vanzelf verdwijnen. Een cruciale voorwaarde is wel dat de rente lager blijft dan de som van de reële economische groei en de inflatie. Het goede nieuws is dat deze voorwaarde momenteel voldaan is, en er zijn goede redenen waarom dat dit nog lang zo zal zijn.

Onze economie wordt keihard getroffen door de coronacrisis. Er is sprake van de diepste recessie ooit buiten oorlogstijd. Dat is niet onlogisch als je een deel van de economie tijdelijk stillegt om de verspreiding van het Covid-19-virus onder controle te krijgen. In dergelijke omstandigheden is het cruciaal dat de herstelkracht van de economie zo weinig mogelijk wordt aangetast. Dat betekent dat gezonde en productieve bedrijven niet failliet mogen gaan en werknemers niet langdurig in de werkloosheid mogen verzeilen. De overheden in ons land hebben dan ook terecht doortastend opgetreden om werknemers en bedrijven te ondersteunen.
De coronacrisis en de steunmaatregelen slaan echter een enorm gat in de begroting. Het Planbureau verwacht dat het begrotingstekort in 2020 tot 11,1% van het bbp zal oplopen (47,5 miljard), en dat de overheidsschuld naar 120% zal stijgen. Ook voor 2021 wordt een begrotingstekort van 5,7% voorspeld (Federaal Planbureau, 2020).

Wanneer de rente lager is dan de som van de reële groei en de inflatie zal de schuld (in procent van het bbp) altijd evolueren naar een stabiel niveau zonder dat de overheid de belastingen moet verhogen of moet besparen op haar uitgaven. Indien de coronacrisis leidt tot permanent hogere overheidsuitgaven (structurele toename van het primair deficit), tot permanent lagere bbp-groei (superhysteresis) of tot persistente deflatie (dalende prijzen bij gebrek aan vraag) zal dit stabiel niveau echter wel hoger zijn dan in een situatie zonder coronacrisis. Dat is op zich geen drama, maar als overheid wil je als goede huisvader de risico’s zoveel mogelijk vermijden. Er is immers geen garantie dat de cruciale voorwaarde (rente lager dan de som van reële groei en inflatie) eeuwig zal opgaan, en indien dat op een bepaald moment niet meer het geval zou zijn, dan ben je beter af met een lagere schuld. Met onze analyse willen we dan ook geenszins oproepen om ongeremd de teugels te vieren. Bovendien zullen de structurele problemen waarmee de Belgische economie reeds decennia kampt na de coronacrisis niet verdwenen zijn. Moeilijke hervormingen blijven hoogstnoodzakelijk. Het doel van dit artikel is daarentegen om beter te begrijpen wat de gevolgen van bepaalde beleidsmaatregelen zijn voor de overheidsfinanciën en welke omstandigheden we zoveel mogelijk moeten vermijden.

Aan de basis van onze analyse ligt de dynamiek van de overheidsschuld en het grote belang daarbij van de verhouding tussen de economische groei en de rentevoet. Anders dan de voorbije 4 á 5 decennia is de nominale rente op de overheidsschuld sinds enkele jaren lager dan de economische groei. Voor de dynamiek van de schuld maakt dit een wereld van verschil. We lichten toe dat er zeer goede redenen zijn om te verwachten dat deze gunstige verhouding tussen de rente en de economische groei ook de eerstkomende decennia zal blijven. Tijdelijke schokken in het begrotingssaldo of in de economische activiteit hebben dan geen invloed op de schuldgraad op lange termijn. Tegelijk dienen we ons bewust te zijn van onzekerheid in de gemaakte prognoses: economische parameters kunnen veranderen. We doen daarom ook een sensitiviteitsanalyse.

Lees de volledige studie in bijlage.