Wereldeconomie: een moeizame doorstart (Candriam)
Aan het begin van de zomer van 2019 is de onzekerheid over de groei van de wereldeconomie nog lang niet weggeëbd. De aandelenmarkten zijn sinds hun terugval eind 2018 weliswaar weer opgebloeid, maar overal blijft de industriële activiteit zwak en hebben de meeste bedrijven aanzienlijke voorraden opgebouwd. Bovenal zijn de geopolitieke spanningen verre van ontmijnd. Iran dreigt ermee de straat van Hormuz af te sluiten als het door de Amerikaanse sancties geen olie meer kan verkopen en de kans is klein dat het conflict met China snel van de baan is: Beijing en Washington strijden nu om het wereldwijde leiderschap, vooral op het vlak van nieuwe technologieën. Zelfs als eind juni een akkoord bereikt wordt, zal de relatie tussen China en de Verenigde Staten een bron van onzekerheid blijven.
China heeft maatregelen genomen om de impact van de handelsoorlog af te zwakken, maar “de bewegingsruimte van de overheid is minder groot”, benadrukt Anton Brender, hoofdeconoom van Candriam: de penetratiegraad van de meeste duurzame goederen bij stedelijke huishoudens nadert het verzadigingspunt, de huizenmarkt weegt bijzonder zwaar door in het bbp voor een economie in dit ontwikkelingsstadium en de schuldenlast van bedrijven is sinds 2008 fors toegenomen. Door zijn maatregelen te richten op de consumptie van landelijke huishoudens en kredietverlening aan kleine ondernemingen – die nog marge hebben om extra schulden te maken – probeert Beijing de ruimte die het nog rest zo goed mogelijk te benutten. Door die maatregelen, gecombineerd met een stijging van de investeringen in infrastructuur, zit de overheidsschuld echter op een traject dat op middellange termijn moeilijk houdbaar is ...
In de Verenigde Staten blijft de groei voorlopig sterk. De bbp-groei van meer dan 3 % op jaarbasis voor het eerste kwartaal weerspiegelt deels de snelle aangroei van de voorraden, maar de consumptie blijft in een stevig tempo toenemen en het consumentenvertrouwen is nog altijd groot. “Nu de eerste gevolgen van de monetaire verstrakking verwerkt zijn, doen mogelijk ook die van de handelsoorlog zich voelen”, merkt Anton Brender op. De vastgoedinvesteringen gingen het afgelopen jaar immers duidelijk achteruit en de bedrijfsinvesteringen beginnen te vertragen. Omdat de inflatie nog altijd laag is en de onzekerheid over de handelsoorlog de economie afremt, is de Fed sinds januari voorzichtiger en heeft ze haar monetaire verstrakking tijdelijk stilgelegd. “Door zich de tijd te gunnen om de verdere evolutie van de economie te bestuderen, trekt ze lessen uit de vroegere verstrakkingscycli die vaak door een recessie werden gevolgd”, vult Anton Brender aan. Als de toegenomen onzekerheid de activiteit verder afremt, kan de Fed nog voorzichtiger worden en haar monetaire beleid een beetje versoepelen. De Fed tracht de Amerikaanse groei namelijk zacht te laten vertragen, om hem in 2020 naar zijn potentiële tempo, ergens rond 2 %, te leiden.
De eurozone blijft het daarentegen moeilijk hebben. De groei was in het eerste kwartaal wel groter dan verwacht, maar de industriële activiteit staat nog altijd op een laag pitje. “Vooral de Duitse economie heeft klappen gekregen, zowel door de invoering van de nieuwe WLTP-normen voor auto’s als door de sputterende wereldhandel”, aldus Florence Pisani, directeur economisch onderzoek van Candriam. De bedrijfsinvesteringen zijn echter op peil gebleven, het consumentenvertrouwen herstelt, zij het langzaam, en in verschillende grote landen zitten begrotingsstimuli in de pijplijn. Daardoor trekt de binnenlandse vraag de komende maanden wellicht aan en zou de groei in 2019 met 1,3 % moeten vooruitgaan. Niettemin blijft de eurozone kwetsbaar. De dreiging van hogere douanerechten op wagens is reëel: zo’n maatregel zou de Duitse groei, die reeds zwak is, sterk schaden. Bovendien wordt de inkomenskloof tussen landen steeds breder. “In Frankrijk en Italië is de afname van de ‘middengekwalificeerde’ werkgelegenheid minstens een gedeeltelijke verklaring voor de sociale spanningen en een voedingsbodem voor het populisme”, benadrukt Florence Pisani.
Nu de lokroep van het nationalisme de eenheid in Europa verzwakt, moet de eurozone, die op monetair vlak nog maar weinig speelruimte heeft, haar begrotingsstrategie herzien. Duitsland heeft een grote nood aan infrastructuurinvesteringen én de middelen om die te betalen zonder de overheidsschuld ondraaglijk te maken: met een tienjaarsrente van bijna 0% zou de regering een tekort van 2% van het bbp kunnen hebben – in plaats van een overschot van 1,5%! – zonder de schuldenlast, die dit jaar tot minder dan 60% is gedaald, te laten oplopen. Een kentering in de Duitse begrotingsstrategie is des te dringender omdat de schuldenregel die tot nu toe alleen voor de federale overheid gold, vanaf 2020 ook de Länder (de regionale overheden) zal verplichten om een structureel saldo in evenwicht te hebben. “In het huidige klimaat de overheidsinvesteringen steeds verder terugschroeven, is kortzichtig”, benadrukt Florence Pisani. Tegelijk voert de Italiaanse regering, die weinig begrotingsruimte heeft, een beleid dat de houdbaarheid van de staatsschuld dreigt te ondermijnen als de groei uitblijft. Het gevaar is des te groter omdat een verdere internationalisering van de financiële welvaart van de Italiaanse huishoudens, als die niet gecompenseerd wordt door een instroom van privékapitaal, het tekort van de Italiaanse nationale bank bij het Eurosysteem nog hoger kan doen oplopen. “Nu er verandering op til is in het bestuur van de ECB, zou zo’n ontwikkeling overduidelijk voor onzekerheid zorgen”, besluit Florence Pisani.